Foto door Karolina Grabowska op Pexels.com

De komende maanden wordt de brief van de staatssecretaris van Financiën Wiebes verwacht over zijn verdere plannen met het pensioen in eigen beheer van de directeur groot aandeelhouder (DGA).

Redenen voor de wijziging

Na alle verlagingen van de pensioenopbouw in 2014 en 2015 wordt het pensioen in eigen beheer waarschijnlijk verder aangepakt. Reden hiervoor is het steeds grotere beslag van de pensioentoezegging op het vermogen in de BV en de onmogelijkheid voor veel BV’s om nog dividend uit te keren aan de DGA. De hoogte van de pensioenvoorziening blokkeert al het vermogen van de BV. Dit helpt de economie niet. Verder is een reden dat de belastingdienst in de afwikkeling van de pensioenregeling nog wel eens naast het net vist. DGA heeft alle jaren belastingvoordeel genoten maar eenmaal in de uitkeringsfase is er weinig belastbaar vermogen over.  Daarnaast is in zijn algemeenheid de pensioenregeling door alle wijzigingen van de afgelopen jaren voor alle partijen te ingewikkeld geworden. De uitvoeringskosten worden steeds hoger. Het is zijn doel volledig voorbij geschoten. Jammer.

Verwachte nieuwe systematiek

Nog per 01-01-2016 zouden we, zo zijn de geopperde ideeën althans, nog naar een systeem toe gaan waarbij de DGA de keuze krijgt om zijn fiscale pensioenvoorziening om te zetten naar een Oudedags Bestemmings Reserve (OBR). Deze reserve staat op de balans, wordt niet opgerent en kent geen verschil in fiscale en commerciële waarde. De pensioensystematiek, “de toezegging van een jaarlijkse uitkering”, wordt verlaten en er blijft alleen een reserve over die op pensioendatum lineair in bijvoorbeeld 15 tot 20 jaar zal vrijvallen.

Voorbeeld

Een BV heeft per 01-01-2016 een pensioen opgebouwd van € 20.000,- per jaar uit te keren vanaf pensioendatum en met een fiscale voorziening van  € 150.000,- en met een commerciële waarde van € 450.000,-. Per 01-01-2016 krijgt de DGA de keuze om te gaan naar de OBR. Hij en zijn partner tekenen daarvoor. De BV neemt op de balans € 150.000,- op als OBR in plaats van als pensioenvoorziening eigen beheer. Deze € 150.000,- wordt verder niet opgerent.

De DGA krijgt waarschijnlijk wel de mogelijkheid om een bepaald percentage van zijn salaris (15%?) jaarlijks toe te voegen aan de OBR. Stel dat deze DGA dat niet doet, dan staat er op pensioendatum nog steeds € 150.000,-. Deze laat hij in 15(?) jaar vrijvallen. Dus jaarlijks keert de BV dan € 10.000,- aan de DGA uit waarover de DGA inkomstenbelasting gaat betalen. Een jaar na pensioendatum bedraagt de voorziening dan nog € 140.000,-.

Tot aan pensioendatum krijgt de DGA, zo is althans het idee, grote vrijheid om te doen en laten met het vermogen van de BV wat hij wil. Bij te weinig middelen op en na pensioendatum om gedurende 15 jaar € 10.000,- uit te keren zal wel een sanctie optreden. Dan is waarschijnlijk de overgebleven reserve ineens belast in de inkomstenbelasting en met revisierente.

Uit het oogpunt van de eenvoud en flexibiliteit kunnen DGA’s naar verwachting goed met het bovenstaande voorstel uit de voeten.

Goedkeuring partner?

Het probleem van deze mogelijkheid zit hem er wellicht nog in dat een fiscale goedkeuring op deze methode nog geen civielrechtelijke goedkeuring tussen partijen met zich meebrengt. Wat als de (ex) partner van de DGA niet zomaar afstand wil doen van het feit dat de BV eigenlijk een grotere pensioenverplichting had aan DGA en ex-partner en de ex partner niet akkoord gaat met de verlaging van de toekomstige uitkeringen. Het ziet ernaar uit dat de DGA dan zijn oude aanspraken in het oude systeem van pensioen in eigen beheer moet handhaven en niet over kan naar het hopelijk beter uitvoerbare systeem van de OBR.  Toekomstige opbouw zal echter naar verwachting niet langer mogelijk zijn.

We wachten vol spanning af.